Voor een loontrekkende in de privé sector is de analyse van de federale begroting snel gemaakt. De komende 2 jaar mogen de lonen niet stijgen, de daarop volgende jaren waarschijnlijk ook niet, er moet immers een ‘loonhandicap’ tegenover de omliggende landen worden goedgemaakt. De ambtenaren hadden het reeds eerder begrepen. Ook zij moeten niet rekenen op een loonstijging, integendeel inleveren is de boodschap. En alsof dit alles nog niet genoeg is gaat men de index berekenen op de goedkoopste producten en soldenkoopjes, de zgn. rivercola-index. Daarbovenop krijgen we, opnieuw, besparingen in de sociale zekerheid, het openbaar vervoer (NMBS en De Lijn) en het onderwijs. En als klap op de vuurpijl wordt van de ‘sociale partners’ verwacht dat zij afspraken maken rond verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt, o.a. anualisering van de arbeidstijd.
De federale regering is er in geslaagd 3,44 miljard euro te saneren. Dit wordt noodzakelijk geacht om de begroting in evenwicht te brengen en om de Europese concurrentie positie van België te versterken. Welke gevolgen dit alles heeft voor de welvaart van de burgers is van ondergeschikt belang. Dit is enkele weken nogmaals pijnlijk duidelijk geworden bij de overheidssteun van 2,9 miljard euro voor Dexia. Eveneens zien we in de begroting geen maatregelen die een andere financiering van de overheid mogelijk maken. Een verhoging van vermogensbelasting, belasting op winst uit beleggingen,… blijven onbespreekbaar. Integendeel wordt een ‘lastenverlaging’ aan bedrijven toegekend en blijft de notionele intrestaftrek een gunstige maatregel voor grote ondernemingen.
De vraag is hoelang dit alles nog aanvaard wordt door de loontrekkenden en kleine zelfstandigen. De vraag is in hoeverre er nog ruimte is voor sociaal overleg.
Er is geen sprake van sociaal overleg wanneer de afspraken vooraf al zijn vastgelegd. Er is geen sprake van overleg wanneer de regering de agenda bepaalt door het thema van flexibilisering op te leggen. Onder deze omstandigheden zijn we dan ook van mening dat een interprofessioneel akkoord geen meerwaarde betekent voor de loontrekkenden. Rekeninghoudend met de vraag van hun achterban moeten de vakbonden een offensievere houding aannemen en zich niet langer laten meeslepen in de liberale logica die iedere bespreking domineert. Het wordt tijd dat ook de vakbonden daadwerkelijk een eerlijker verdeling van de welvaart in Europa opeisen in plaats van vragen. De ‘sociale vrede’ staat op de helling.